14e column. Januari Blues
Ik ben even columnloos door het leven gegaan.
Totdat het werk van de Russische psycholoog, filosoof Vygotsky, 1896-1934, op mijn pad kwam.
Hij zegt: Het denken wordt geherstructureerd als het in taal wordt omgezet.
Dus vanaf nu weer gewoon elke maand een column.
Er zijn mensen om me heen die het lezen en me bemoedigen of er misschien zelf iets aan hebben.
Ik kan het niet alleen.
En zij ook niet.
Er zijn mensen om me heen. Zij bidden, zij brengen me bij Jezus. Zoals de vrienden doen.
Door het dak hun vriend naar Jezus dragen. Zo is het geloof ook.
Niet mijn liefde, niet mijn geloof, niet mijn kennis brengt me bij Hem. Hij doet het.
Het is zo simpel. Onze God is Liefde.
En tegelijkertijd zo’n struggle. Als mijn wrokkige, boze, achtergestelde kind weer de kop opsteekt. ‘Waarom mocht ik nooit op schoot. Daar ben je te groot voor, kind ’.
Daar nog steeds last van hebben. Het helpt niet om het te ontkennen. Het doet pijn.
Dat is de realiteit.
Dan word ik opstandig en boos en verdrietig, alles. Ik huil en gooi het eruit.
Vanochtend werd ik wakker en toen ik besefte dat Jezus er is en dat de Heilige Geest er is werd ik helemaal blij.
En de dag is nog niet een paar uur verder of mijn gevoel is al weer anders.
Niet blij genoeg, niet dankbaar genoeg, niet ijverig en gemotiveerd genoeg en ga zo maar door.
Ook nu weer onder het eten gepraat over de kerk van vroeger. Stel dat ik gewoon meegenomen was als kind en als puber naar de kerk van s’Heerenloo,
Had ook gekund toch?
Een vriend van mij is daar altijd heengegaan. Met een lieve predikant die eenvoudig preekte.
Dan was het leven toch veel eenvoudiger geweest, met veel meer basisvertrouwen?
Had ook gekund toch?
Want het doet wat met je als je in onzekerheid gehouden wordt als kind en als puber.
Dat overgroei je nooit helemaal, denk ik nu.
En dat is oké, nou ja, niet oké, want je blijft altijd op zoek naar veiligheid, naar geborgenheid.
Ook bij het schrijven van deze column, wat deel je wel en wat deel je niet?
Het helpt me om erover te praten en te schrijven.
Als ik er alleen mee blijf rondlopen geeft het slaapproblemen.
Welke mensen zijn daarbij veilig?
Lang niet bij iedereen kan ik mijn hart uitstorten; dat kan bij sommige mensen. Gelukkig wel.
En daarbij kan het soms extra moeilijk zijn om met christenen te praten. Want, zo verwoordde een christenvriend het afgelopen week: ‘als je depressief bent heb je niet genoeg vertrouwen.’
Ik was te verbouwereerd om erop door te gaan. Dat heb je als je niet zo primair reageert.
Nu ik erover nadenk: ja, tuurlijk klopt die uitspraak. Maar hoe komt het dan dat je niet genoeg vertrouwen hebt? En zit er ergens een knop waardoor je ineens wel genoeg vertrouwen krijgt?
En hoe komt het dat één derde van de volwassenen in Nederland antidepressiva of andere psychofarmaca nodig hebben?
Zoals Youp van het Hek zei: ‘1 op de 3 mensen in deze zaal is chemisch vrolijk’.
Dat is geen aanklacht. Het is ook iets om dankbaar voor te zijn, dat medicijnen helpen.
Maar God, ziet U ons mensen wel?
Wilt U ons hoop geven en een doel?
We zijn hier toch niet voor niets?
Ik wacht op Uw antwoord.
En ondertussen probeer ik Uw stem te horen en te gehoorzamen.
Amen.